[2016-08-09] Rode chinese tekens knipperen op de schermen. Wanneer de deur opent spuit de mensenmassa uit het metrostel, alsof er in die kleine cabine een gigantische overdruk op ze staat.
Mijn vriendin waadt zich behendig door deze mensenstroom heen, naar een felbegeerde zitplaats toe. Ik volg haar zo goed en vooral kwaad als het kan. Lastig dus. Ik ben wat groter dan zij is (“na de vakantie hoef je pas op dieet, schatje”) en draag een rugtas, in tegenstelling tot haar, die mij wat minder.. uhh .. aerodynamisch maakt.
Ik plof naast haar neer. Een klein mirakel. In gebroken chinees verontschuldig ik mij aan de man naast mij die terecht dacht dat ik op zijn schoot kwam zitten. Hij kijkt een beetje beduusd. Zijn vriend naast hem grijnst mij aangeschoten aan. Beide zijn eind twintig en in zwart gekleed op een wijze dat ze chinese criminelen (“gangsters”) imiteren. Wat een nepperds. Degene op wie ik zojuist een verpletterende indruk heb achtergelaten neemt het woord.
Waar ik vandaan kom. Ik antwoord dat ik uit Nederland (=HeLan) kom en met mijn vriendin hier ben om oa mijn familie te bezoeken die in China woont. Dit laatste zeg ik om mijn behoorlijk goede gebroken chinees te verklaren en zo alle wind uit de zeilen van mijn opgedrongen gespreksgenoot te halen. Ik heb niet echt zin in het gesprek, maar wil beleefd blijven. Beter kapt dit gesprek op deze wijze zo zichzelf af. Ik verwacht een complimentje te krijgen om mijn chinees en dat hij dan afdruipt. Zo gaan de meeste gesprekken weet ik ondertussen.
Nu moet je weten, om het volgende te kunnen begrijpen, dat er in China een provincie is, met x miljoen inwoners, die HeNan heet en met dezelfde intonatie uitgesproken dient te worden. Deze spraakverwarring (“o, voor iemand uit HeNan is je Chinees wel wat raar”) biedt genoeg stof om uit te komen op watvoor werk ik doe. Mijn plannetje in de kiem gesmoord.
De metro stopt en vertrekt weer. Ach wat, ik hoorde net de ene tegen de ander zeggen dat ze de volgende stop hebben, dus wat zou het ook dat we blijven praten. Ik promoveer, zeg ik. Wat doen jullie?
De ietwat aangeschoten jongen zegt met een serieuze blik dat ze criminelen zijn en begint dan te lachen. Zijn partner, degene die naast mij zit, port de aangeschoten jongen schaamteval aan en verzekerd mij dat ze geen criminelen zijn. De aangeschoten jongen, die duidelijk niet tevreden is met deze ontkenning, benadrukt, plagerig naar de andere jongen, het criminele verleden (en toekomst?). Hij probeert dit te bewijzen door mij op de kleurrijke drakentattoeage te wijzen die zich onsuccesvol schuilhoudt onder het overhemd naast mij.
Ik ben een beetje van mijn apropos gebracht door dit alles. Om mijn ongemakkelijkheid te verbergen doe ook ik mijn duit in het zakje. Waarom heb jij, aangeschoten jongen, dan ook niet overduidelijk een draak op je borst getattoeerd, als jullie beide criminelen zijn? De metro stopt weer. Flitsende chinese karakters. Een krakende stem. Dit is hun stop.
Niet iedereen heeft een draak, zegt de aangeschoten jongen opeens met een serieus gezicht. Maar iedereen heeft een brandmerk. En inderdaad, vanaf zijn onderarm staart een groot lelijk brandmerk mij aan. Misschien een ongelukje met de bbq, denkt ik verdachtzaam, niet wetend meer wat te geloven. Het dievengilde in china is gezien de zware straffen een als zeer losbandig bekendstaande kaste.
De deuren vliegen open en de wagon begint mensen uit te spouwen. De jongens staan op. De gebrandmerkte jongen raapt een joekel van een betonschaar op van onder zijn benen. De drakenjongen grist een grote weekendtas onder de bank vandaan en ik ontdek dat hij eenzelfde brandmerk draagt op zijn onderarm. Fijne tijd nog in Beijing! Roepen ze vrolijk mijn vriendin en mij toe terwijl ze stoer de poort van de metro uitwandelen met hun gangsterkleding aan.
“Gaven ze je weer een complimentje om je chinees, schatje?”
Figuur gemaakt en beschikbaar gesteld door Business Dubai via Flaticon